
Toelatingsexamen kunstacademie. 1990. Daar sta ik. Met de mond vol tanden op de vraag wat voor films ik wil maken. Ik weet dát ik films wil maken, niet wát voor films. Vind ik al heel wat. Je bent aangenomen zeggen ze. En we geven je vijf jaar om te leren praten. Met een rood hoofd verlaat ik de commissie…
Vijf jaar later loop ik het gebouw uit met de titel ‘programmamaker’ en doe alles wat maar iets met storytelling te maken heeft. Ik werk op sets, op film kantoren, in een bioscoop, schrijf mee aan een soap, schrijf en regisseer fictie, werk dan jaren op het Filmfonds om op een dag huilend wakker te worden met twee kinderen en ik me realiseer dat ik geen maker meer ben.
Net op het moment dat ik me daar bij neerleg, kom ik terecht bij het Nederlands Film Festival. Ik word maker als nooit tevoren. Op platformen waarvan ik (zó gefocust op film) me niet realiseer dat je daar ook verhalen kunt vertellen. Live events, games, audiotours, feesten en zelfs via conferenties of talkshows. Anders dan ik op de kunstacademie leerde, gaat het niet alleen over wat ík te vertellen heb maar over de ontvanger, het publiek, de gebruiker van mijn verhalen. Waar bevindt deze zich? Hoe verleid ik deze tot de juiste stemming om mijn verhalen aan te horen, te laten beklijven, of nog verder: tot actie aan te zetten?
Nog meer platformen dienen zich aan: digitale, social, cross en transmedia. Ik word zelf verleid tot onbekende terreinen en ik val er als een blok voor.
Een goede burn-out dient zich aan. Nu val ik anders. Weg werk, weg liefde, weg gezondheid, weg huis, weg richting. Wel vele verhalen rijker.
Weer opgekrabbeld zoek ik verder. Een lab voor innovatie in storytelling en gamification. Ik gebruik termen als ‘location based storytelling’, ‘co-creation’ en ‘userstories’ totdat ik op een dag een advies schrijf voor een uitzendbureau over hoe ze zich met storytelling beter kunnen profileren. Opeens weet ik het antwoord op de vraag die me vijfentwintig jaar daarvoor gesteld is: wat voor soort verhalen wil je maken?
Ik wil verhalen maken over mensen. Ik wil weten wat ze drijft, waar ze ‘aan van gaan’, wat ze weerhoudt en wat ze nodig hebben. Ik wil een verbinding aangaan of er één zijn. Zelf hun verhaal omhoog halen of ze faciliteren om hun eigen verhaal te vertellen. Eerlijk, verrassend, raak.
Toelatingscommissie: ik kan eindelijk zonder blozen de kamer verlaten.